Behandeling van hondsdolheid - kan het behandeld worden?
Helaas is er momenteel geen goedgekeurde farmacologische behandeling beschikbaar. De enige manier om de patiënt farmacologisch te redden is de zogenaamde postexpositieprofylaxe.
Als de eerste tekenen van rabiës zich al hebben voorgedaan, is palliatieve zorg op zijn plaats.
In de Verenigde Staten was het 'Milwaukee Protocol' ooit succesvol bij de behandeling van rabiës, waarbij een medisch geïnduceerde coma en toediening van antivirale geneesmiddelen werden toegepast. Na verloop van tijd is het echter duidelijk geworden dat het niet gepast is om rabiëspatiënten onder narcose te brengen. Dit protocol wordt nu gebruikt als laatste redmiddel.
Zodra een beet van een besmet dier wordt vermoed, moet de wond goed worden schoongemaakt en gedesinfecteerd.
Onmiddellijke reiniging met water en zeep, ontsmettingsmiddel en povidonjood gedurende minimaal 15 minuten vermindert het risico op hondsdolheid aanzienlijk.
Bij het schoonmaken moet besmetting van de plaats van de wond of vergroting van de wond worden vermeden. Dit voorkomt een snellere centrifugale verspreiding van het virus.
Aan het einde van de behandeling wordt anti-rabiës immunoglobuline direct in de wond geïnjecteerd.
Het toedienen van antibiotica wordt ook aanbevolen ter preventie van bacteriële superinfectie en specifieke profylaxe voor tetanus.
Palliatieve zorg
Als een patiënt met vermoedelijke of bevestigde rabiës in het ziekenhuis wordt opgenomen, moet hij of zij in een aparte rustige kamer met verduisterde ramen worden geplaatst.
Symptomatische behandeling moet worden gegeven, vooral koortswerende middelen, pijnstillers voor ernstige pijn, kalmerende middelen om de verwarde patiënt te kalmeren en adequate intraveneuze hydratatie.
Fysieke en emotionele steun is ook een belangrijk onderdeel.
Ziekenhuispersoneel dat in contact is geweest met een hondsdolle patiënt hoeft geen postexpositieprofylaxe te ondergaan. Dit is alleen nodig als er sprake is geweest van een beet, contact met slijmvliezen of open wonden bij het personeel die besmet kunnen zijn met speeksel, vocht of hersenweefsel van de zieke patiënt.