Behandeling van het Guillain-Barré-syndroom: medicijnen en ondersteunende therapie

Immunotherapie

Immunotherapie omvat plasmaferese en toediening van immunoglobulinen (IVIg). Het is een van de effectieve behandelmethoden.

Immunotherapie wordt gebruikt als de patiënt niet in staat is om minstens 10 meter zonder hulp te lopen.

De combinatie van de twee bovengenoemde methoden heeft tot nu toe geen betere resultaten opgeleverd dan de keuze voor een van beide methoden alleen. Beide behandelingen kosten ongeveer evenveel en beide hebben als gemeenschappelijk principe dat ze de hersteltijd verkorten.

IVIg is het meest effectief als de behandeling binnen twee weken na het begin van de loopstoornis wordt gestart. IVIg-preparaten variëren per fabrikant en hebben verschillende gehaltes aan zout, suiker, pH en IgA-antilichamen.

IVIg-behandeling moet strikt individueel zijn en afgestemd op de specifieke patiënt.

Het belangrijkste actieve bestanddeel van IVIG zijn IgG-antilichamen. Deze antilichamen bezetten receptoren op beschadigde zenuwstructuren en voorkomen zo de binding van "schadelijke" autoantilichamen.

De gebruikelijke dosis IVIG is 2 g van het geneesmiddel per 1 kg gewicht van de patiënt. De dosis wordt verdeeld over een periode van twee tot vijf dagen.

Tijdens het eerste uur van de infusie is het belangrijk om de vitale functies van de patiënt elke 15 minuten te controleren. Voor elke dosis kan paracetamol of een antihistaminicum worden gegeven.

De behandeling is veeleisender voor de nieren. Daarom moet de nierfunctie voor en regelmatig na elke dosis worden gecontroleerd. Mensen met een verminderde nierfunctie moeten de helft van de normale infusiesnelheid krijgen.

Ernstige bijwerkingen zijn:

  • veneuze trombo-embolie (vorming van een stolsel in een ader met een weg naar het lichaam).
  • anafylaxie (ernstige allergische reactie die levensbedreigend is)
  • acuut nierfalen
  • aseptische meningitis
  • beroerteachtige aandoeningen

Patiënten die IVIG-behandeling krijgen, hebben echter nog steeds minder behandelingsgerelateerde bijwerkingen en complicaties dan patiënten die plasmaferese ondergaan.

Plasmaferese is een behandelmethode waarbij autoantilichamen uit het bloed worden verwijderd. Het is gecontra-indiceerd bij zwangere patiënten of hemodynamisch instabiele patiënten.

Plasmaferese wordt toegediend binnen 4 weken na het begin van de symptomen bij niet-ambulante patiënten en binnen 2 weken bij ambulante patiënten.

De meest voorkomende bijwerkingen zijn hypotensie, hypocalciëmie en trombocytopenie, die gewoonlijk binnen 24-48 uur verbeteren.

Als patiënten meerdere plasma-uitwisselingen moeten ondergaan, moeten de afzonderlijke sessies 24 uur uit elkaar plaatsvinden om een daling van de stollingsfactoren te voorkomen.

De voordelen van plasmaferesebehandeling zijn onder andere herstel van spierkracht, een kleinere kans op blijvende motorische invaliditeit en minder recidieven 1 jaar na de eerste episode van GBS.

Corticotherapie

Corticosteroïden hebben geen effect op de behandeling van GBS en kunnen de toestand van de patiënt zelfs verslechteren.

Ondersteunende therapie

Ondersteunende therapie is essentieel bij de behandeling van GBS. Preventie van diepe veneuze trombose is essentieel. Er worden heparine-preparaten en enoxaparine gegeven.

Het aantrekken van elastische compressiekousen tot de patiënt zelfstandig kan lopen is ook effectief.

Het monitoren van de ademhaling, pols en bloeddruk is een zeer belangrijk onderdeel van de behandeling van een patiënt met GBS.

Bij patiënten die moeten worden beademd met kunstmatige longbeademing, moet na 2 weken een tracheostomie (verwijdering van de buis voor langdurige beademing) worden uitgevoerd.

Eenvoudige pijnstillers zoals paracetamol en niet-steroïde ontstekingsremmers worden ook gegeven, maar deze zijn mogelijk niet effectief tegen spierpijn.

Opioïde analgetica worden meestal gekozen voor pijnstilling. De toediening ervan gaat gepaard met een aantal bijwerkingen zoals defecatie, constipatie, blaasstoornissen en andere.

Revalidatietherapie moet zich richten op de juiste positionering van de ledematen, houding en het behouden van de juiste voeding.

Vaccinaties moeten achterwege gelaten worden in de acute fase of 1 jaar na een GBS-episode. Daarna kan actief gevaccineerd worden. Uitzonderingen zijn vaccins met een risico op GBS in de periode na de vaccinatie.

fdeel op Facebook